In het kader van de Wet open overheid worden ook wetsvoorstellen openbaar gemaakt die voor advies aan de Raad van state zijn voorgelegd. Dat geldt nu ook voor het voorgenomen wetsvoorstel tot wijziging van het auteurscontractenrecht “in verband met de nadere versterking van de positie van de maker en de uitvoerende kunstenaar bij overeenkomsten” met de bijbehorende memorie van toelichting.
In dit voorgenomen wetsvoorstel worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
• Wettelijk wordt verankerd dat een vereniging van makers en een exploitant of een vereniging van exploitanten bij collectieve overeenkomst nader invulling mogen geven aan alle rechten en verplichtingen uit het auteurscontractenrecht. Een collectief onderhandelde vergoeding wordt vermoed billijk te zijn. In aanvulling hierop geldt dat de vergoeding voor de overdracht van het beschikbaarstellingsrecht door de maker aan de filmproducent alleen wordt vermoed billijk te zijn, indien deze passend is en in verhouding staat tot het gebruik dat van het beschikbaarstellingsrecht wordt gemaakt. Met deze bewijsvermoedens worden collectieve afspraken over de billijke vergoeding gestimuleerd. * (De regeling inzake de vaststelling van de billijke vergoeding door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarvan tot op heden geen gebruik is gemaakt, wordt geschrapt.)
• Een schriftelijkheidsvereiste wordt geïntroduceerd voor de overeenkomst waarbij het auteursrecht exclusief wordt gelicentieerd of overgedragen. Voor de exclusieve licentieverlening vervalt het aktevereiste.
• De ontbindingsbevoegdheid van de non usus regeling wordt vervangen door een opzeggingsbevoegdheid.
• Bij algemene maatregel van bestuur kunnen exploitanten die met publieke middelen worden gefinancierd, worden verplicht om zich aan te sluiten bij de geschillencommissie auteurscontractenrecht.
* Partijen betrokken bij de discussie over een al dan niet wettelijke regeling voor video on demand hebben aangegeven bereid te zijn zelfregulering een kans te geven en collectieve afspraken over een proportionele billijke vergoeding te maken. In het wetsvoorstel is een doorlopende evaluatiebepaling opgenomen waaruit volgt dat één jaar na inwerkingtreding van de wet en vervolgens driejaarlijks wordt bezien hoe de afspraken in de praktijk werken. Het wetsvoorstel bevat als stok achter de deur een grondslag om de exploitatie via video on demand via een algemene maatregel van bestuur alsnog aan verplicht collectief beheer te kunnen onderwerpen als die afspraken niet blijken te werken.
De tekst van het voorgenomen wetsvoorstel en de memorie van toelichting in de versies die aan de Raad van State zijn voorgelegd vindt u
hier.